JWST / SPICA / Athena: De oorsprong achterhaald
Missie in het kortOns beeld van de vroegste stadia van het heelal is eigenlijk verrassend simpel. De big bang, of oerknal, bevat in essentie enorme hoeveelheden oerenergie. In een oogwenk wordt dit omgezet in achtereenvolgens 73% ‘donkere energie’ (dat nu voor versnelling van de kosmische expansie zorgt), 23% ‘donkere materie’ (waarvan we niet weten waaruit het bestaat maar waarvan we het zwaartekrachtseffect wel kunnen zien, en nog wat ‘restanten’, samen goed voor 4% van het geheel. Hierin bevindt zich alle waterstof, het kosmische helium, de huidige microgolfachtergrondstraling, de kosmische neutrinoachtergrond, en kleine spoortjes van de elementen lithium, beryllium en borium. Met het ontstaan van de eerste sterren en de mini-quasars eindigt het tijdperk van bijna 180 miljoen jaar waarin het heelal donker was. Er scheen voor het laatst (zichtbaar) licht toen enkele honderdduizenden jaren na de oerknal het heelal zover was afgekoeld dat protonen en elektronen tot neutrale atomen konden combineren. Op dat moment werd het heelal doorzichtig; voordien verstrooide het geïoniseerde gas (plasma) voortdurend al het licht. Straling en materie ontkoppelden van elkaar en dat moment is de oorsprong van de huidige microgolfachtergrondstraling in het heelal. Maar het ontstaan van de eerste sterren en mini-quasars luidt een nieuwe ionisatieperiode in. Het ultraviolet licht drukt elektronen en protonen in het waterstof van elkaar, met name in de directe omgeving van de lichtbronnen. Of dit hele beeld klopt? Dat zal moeten blijken uit waarnemingen. Maar die zijn verre van eenvoudig omdat het om informatie gaat uit de allereerste periode van het heelal. Die vinden we terug aan de rand van het waarneembare heelal. Objecten uit die tijd bewegen mee met de expansie van het heelal en hebben, van ons uit gezien, een enorme snelheid die van ons vandaan gericht is. De straling die ze uitzenden, wordt dan ook met een flinke hoeveelheid roodverschuiving ontvangen: hoe meer verschoven, hoe verder weg en hoe verder in het verleden de bron staat. In het algemeen zullen het zichtbaar licht en ultraviolet licht van toen, voor ons hier op aarde sterk naar het infrarood zijn verschoven. Wie dus de vroegste perioden van het heelal wil bestuderen heeft zeer gevoelige infraroodinstrumenten nodig, het liefst gecombineerd met een telescoop die veel straling kan verzamelen. Zulke telescopen vinden we vooral in toekomstige ruimtemissies. De James Webb Space Telescope (JWST), genoemd naar een vroegere NASA-directeur, is een project geleid door Amerika (NASA) met belangrijke bijdragen van Europa (ESA) en Canada (via de Canadese ruimtevaartorganisatie CSA). Deze telescoop doet metingen in het nabij- en middeninfrarood en is voorzien van een spiegel met een diameter van 6,5 meter.
MIRI, Mid Infrared Instrument. Dit instrument wordt in Europa ontwikkeld en gebouwd, in partnerschap met NASA’s Jet Propulsion Laboratory. Het instrument doet metingen in het golflengtegebied van 5 tot 28 micron en zal daar het sterk roodverschoven licht van de eerste sterrenstelsels kunnen meten. Het instrument wordt actief gekoeld tot 7 graden boven het absolute nulpunt. MIRI bevat drie groepen detectoren waarin arseen-silicium elementen de infraroodfotonen omzetten in meetbare signalen. Het instrument kan zowel werken als een groothoekcamera als redelijk gedetailleerde spectra opnemen in verschillende delen van het totale golflengtebereik. Nederland is bij de ontwikkeling en bouw betrokken. De Nederlandse Onderzoeksschool voor Astronomie (NOVA) ontwikkelt en bouwt de spectrometer, in samenwerking met ASTRON en TNO. NIRCam, Near Infrared Camera. Dit is de hoofdcamera van de JWST waarmee de ultra diepe velden zullen worden gemaakt. Voor onderzoek aan exoplaneten (die natuurlijk veel dichterbij moeten staan dan de verre sterrenstelsels) is het instrument voorzien van techniek om de heldere moederster af te dekken. NIRSpec, Near Infrared Spectrograph. Dit instrument wordt ook ontwikkeld en gebouwd in Europa (ESA), samen met NASA’s Goddard Spaceflight Center. Het neemt spectra op in het golflengtegebied van 0,6 tot 5 micron en is ontworpen om gelijktijdig het spectrum van 100 uiterst lichtzwakke objecten waar te nemen. Dat moet ook wel want zelfs met de enorme JWST-spiegel zijn ‘belichtingstijden’ van honderden uren nodig om voldoende signaal uit de ruis tevoorschijn te krijgen. Dan is het wel zo efficiënt als je in die tijd meteen informatie over veel objecten kan verzamelen die bij elkaar in het beeldveld staan. FGS-TFI, Fine Guidance Sensor Tunable Filter Imager. Dit instrument kan precisiewaarnemingen doen in verschillende golflengtegebiedjes waarmee onder andere kan worden gekeken naar de bewegingen binnen sterrenstelsels en de vorming van planeten in stof/gasschijven. De Space Infrared Telescope for Cosmology and Astrophysics (SPICA) is een project van de Japanse ruimtevaartorganisatie JAXA met bijdragen uit Europa (ESA). Deze telescoop is ontworpen voor waarnemingen in het middeninfrarood en zal in staat zijn om zeer gedetailleerde spectra op te nemen van zwakke infraroodbronnen. Dat is mogelijk mede door de supergevoelige detectoren die SRON ontwikkelt. De lanceerdatum is nog niet vastgesteld maar zal liggen na 2020. Een van de instrumenten is het SAFARI-instrument. SRON heeft voor dat instrument de rol van Principal Investigator (wetenschappelijk projectleider). SPICA is in verschillende opzichten een kopie van Herschel maar een belangrijk verschil is de koeling van de spiegel tot vlak boven het absolute nulpunt zodat de detectoren geen last meer hebben van de warmtestraling van de telescoop zelf, en dus veel gevoeliger zijn. De Advanced Telescope for High Energy Astrophysics (Athena) is voortgekomen uit het vroegere NASA/ESA-plan IXO. Dit project wordt geleid door de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. SRON neemt deel in het wetenschappelijke team en wil een bijdrage aan het instrumentarium leveren. Athena is een röntgentelescoop en kan groothoek en gedetailleerde röntgenfoto’s van de hemel maken. Daarnaast kan het röntgenlicht tot in detail worden geanalyseerd via de intensiteit, spectrum, polarisatie en tijdvariaties. Of het project doorgaat is niet zeker omdat het moet concurreren met andere wetenschappelijke missies van ESA. De lanceerdatum ligt in 2020 of later. Naar verwachting zal eind 2011 duidelijk worden of de missie inderdaad doorgaat. Athena zal worden voorzien van een reeks instrumenten voor het maken van afbeeldingen, het meten van stralingsintensiteit, spectra en polarisatie. De Wide Field Imager (WFI) is voor het maken van afbeeldingen en spectra in een relatief groot beeldveld van 18 x 18 boogminuten. De Hard X-ray Imager (HXI), is aanvullend op de WFI maar dan voor harde röntgenstraling en een beeldveld van 12 x 12 boogminuten. X-ray Microcalorie Spectrometer (XMS) is een zeer bijzonder instrument om zeer gedetailleerde spectra op te nemen van relatief zachte röntgenstraling door van alle binnenkomende fotonen heel precies de energie te meten en de plaats in het beeldveld van 2 x 2 boogminuten. Het instrument wordt afgekoeld tot 50 milli Kelvin zonder gebruik te maken van vloeibaar helium. SRON leidt het ontwerp en de ontwikkeling van dit instrument. High Time Resolution Spectrometer (HTRS) combineert het maken van gedetailleerde spectra met snelle tellingen, zodat op korte tijdschalen kan worden gekeken naar veranderingen in het röntgenspectrum. Zulke variaties komen voor in de buurt van grote zwarte gaten. X-ray Polarimeter (X-POL) combineert het meten van de polarisatie van röntgenstraling met de mogelijkheid om spectra op te nemen en dat alles met een hoog oplossend vermogen in de tijd. Polarisatie is het verschijnsel dat licht een voorkeursvlak kan hebben waarin het trilt. Normaal gesproken is straling ongepolariseerd maar interacties in de buurt van de gas- en stofschijven, en de materiestromen langs de schijf-as, kunnen polarisatie veroorzaken. Athena zal een van de eerste missies zijn die dit fenomeen bij hoge energie onderzoekt. X-ray Grating Spectrometer (XGS) is een transmissietraliesysteem dat in en uit de lichtweg voor de XMS kan worden geschoven. Samen met bijbehorende detectoren is dit instrument ontworpen voor het registreren van zeer gedetailleerde spectra. Aan de hand daarvan kan de samenstelling van het hete gas bij zwarte gaten en in clusters van sterrenstelsels worden gemeten.
Belangrijkste resultatenDe drie genoemde toekomstige ruimtemissies bedienen uiteraard ook onderzoeksgebieden die niet direct met het vroege heelal te maken hebben, zoals astrochemie in nabije stelsels, details van ster- en planeetvorming en de samenstelling van, en beweging in, het interstellaire gas en stof. Maar wat gaan deze telescopen betekenen voor de vragen over de oorsprong? De James Webb Space Telescope moet letterlijk de grens verleggen tot waar we kunnen terugkijken in het verleden van het heelal. De JWST zal niet in staat zijn om de eerste sterren in het heelal te zien. Wat wel kan lukken is om de supernova-explosies waar te nemen waarmee deze reuzensterren aan het eind van hun leven exploderen. Hiervoor moet een relatief groot gebied voor lange tijd in de gaten worden gehouden. De schattingen over het aantal van deze explosies loopt uiteen van 1 tot meer dan 100 per vierkante graad per jaar. De JWST zal ook in staat zijn om de eerste sterrenstelsels te zien, en daarbinnen wellicht sterrenhopen die bestaan uit groepjes van de eerste generatie sterren. Op die manier kan worden nagegaan hoe sterrenstelsels zich vormen, hoe de re-ionisatie van het heelal plaatsvindt en hoe actieve kernen van sterrenstelsels zich ontwikkelen. Met behulp van ultradiepe opnamen kunnen astronomen objecten zien die bestaan in een tijd dat het heelal nog maar 200 miljoen jaar oud is. Verder hopen zij er achter te komen hoe het stervormingsproces in die jonge stelsels verloopt, en hoe stelsels door onderlinge botsingen groter groeien. Om dat alles mogelijk te maken beschikt de JWST over verschillende instrumenten. In tegenstelling tot de twee andere missies die naar infraroodlicht kijken, richt de ESA-missie Athena zich op röntgenstraling. De telescoop zal met name kijken naar de ontwikkeling van zwarte gaten in kernen van sterrenstelsels. Rond die gaten bevinden zich enorme schijven van gas en stof waarin de materie zich verzamelt voordat het in het gat valt. Daarbij wordt het materiaal sterk op elkaar gedrukt en verhit, waardoor het röntgenstraling uitzendt. Langs de as van de schijf ontstaan nauwe bundels waarlangs materie met vrijwel de lichtsnelheid wordt weggeschoten. Ook dit gaat gepaard met hoge energie, krachtige magneetvelden en intensieve röntgenstraling. Over de ontwikkeling van zwarte gaten tot miljoenen zonsmassa’s zware exemplaren weten we nog vrijwel niets. Evenmin is bekend wat de invloed is van zo’n gat op de ontwikkeling van het omliggende sterrenstelsel en het verloop van de stervorming. Behalve naar zwarte gaten kijkt Athena ook naar de ontwikkeling van de grote schaalstructuur in het heelal, waarin sterrenstelsels in groepen (clusters) bij elkaar staan en waarbij de clusters zich organiseren langs een draderige filamentenstructuur. In clusters van sterrenstelsels bevindt zich, buiten de stelsels zelf, ijl gas dat heel heet is en dus kan worden gezien met röntgenstraling.
Voortgezet onderzoekIn principe zal ESA een keuze van twee maken uit drie voorgestelde L-class-missies. Naast Athena zijn dat LISA – voor het meten van zwaartekrachtsgolven – en JUICE-Laplace, een missie naar Jupiter waarbij een observatorium in een baan om de grote maan Ganymedes moet worden gebracht. Elk van deze missies is grensverleggend en bevat topklasse wetenschap. Naar verwachting zal ESA in februari 2012 de keuze maken. Eén missie valt dan af. Een van de overblijvende zal dan in 2020 of later worden gelanceerd; het lot van ‘nummer twee’ is onzeker en hangt onder andere af van voldoende financiering uit het ESA budget, uit nationale budgetten en van middelen afkomstig van internationale partners. Op langere termijn is de toekomst van grensverleggend ruimteonderzoek ook onzeker. Grenzen verleggen betekent vaak: nieuwe technologie ontwikkelen die onder extreme omstandigheden feilloos moet werken. Om ver in het heelal te kunnen kijken, komen ook de beperkingen die de natuur oplegt steeds nadrukkelijker in beeld. Er zijn daarvoor echter spectaculaire oplossingen bedacht; de creativiteit van onderzoekers en ontwerpers is nog lang niet uitgeput. De allergrootste uitdaging is om niet-wetenschappers enthousiast te krijgen voor de plannen, zodat voldoende middelen ter beschikking komen om plannen uit te voeren en … grenzen van het kennen en kunnen te verleggen. LinksMissie in het kort Belangrijkste resultaten
SRON – SPICA-SAFARI brochure : Folder_SAFARI_2011_NL.pdf
JWST en support van wetenschappers : http://www.aura-astronomy.org/news/2011/New_Horizons-JWST_Statement.pdf
| |
De canon "Vijftig jaar Nederlands ruimteonderzoek" is opgesteld in 2012.