Hemellichamen met een lage temperatuur en verre objecten die in infraroodstraling zichtbaar zijn vormen het terrein van de lage-energie astrofysica. Dit zijn bijvoorbeeld wolken waarin sterren en planeten worden gevormd, of de eerste sterrenstelsels in het vroege heelal. Terwijl gas en stof ons zicht blokkeren in zichtbaar licht, schijnt infraroodstraling er dwars doorheen. Zo kunnen we met infraroodtelescopen de samenstelling en de fysische processen bestuderen binnen zulke objecten. Daaruit leiden we af hoe sterren en planeten ontstaan en hoe sterrenstelsels evolueren van de jongste versies die we ver weg zien tot de volwassen exemplaren om ons heen.
Helaas blokkeert de waterdamp in de aardatmosfeer infraroodstraling uit de ruimte. De grondtelescopen, zoals ALMA en ASTE, staan daarom op grote hoogte in droge woestijnen. Een andere optie is om aan een ballon de stratosfeer op te zoeken, zoals STO-2, GUSTO en in de toekomst POEMM. De ideale omstandigheden vind je in de ruimte, waar alleen de telescoop zelf voor enige ruis kan zorgen. De Herschel-ruimtetelescoop bevatte gekoelde instrumenten, waarmee die ongehinderd het koele heelal heeft waargenomen. NASA’s kandidaatmissie PRIMA, net als de hiervoor genoemde missies met SRON-bijdrage, herbergt zelfs een gekoelde spiegel voor een nog betere blik op het universum.