Het Nederlandse onderzoek naar instrumenten voor wetenschap in de ruimte begint rond 1960, kort na de lancering van de Sputnik, als astronomen zich realiseren dat ruimtevaart kan helpen om de grote vragen van het ruimteonderzoek te beantwoorden.
Voorlopers van SRON
Drie voorlopers van SRON Space Research Organisation Netherlands willen dan ook instrumenten in de ruimte voor onderzoek. Henk van de Hulst richt in Leiden de Commissie voor Geofysica en Ruimteonderzoek op in 1960. Kees de Jager volgt in Utrecht in 1961 met de Werkgroep Ruimteonderzoek van Zon en Sterren wat later het Laboratorium voor Ruimteonderzoek wordt, en in Groningen begint Jan Borgman rond 1965 de werkgroep fotometrie.
Het is het begin van een ontwikkeling waarin Nederlandse ruimteonderzoekers wereldwijd een grote reputatie zullen opbouwen, met hun werk aan baanbrekende satellieten. Eerst vooral voor astrofysica, maar al snel ook voor de monitoring van de atmosfeer.
Nederland en astrofysica met ruimteinstrumenten
De Astronomische Nederlandse Satelliet ANS wordt in augustus 1974 gelanceerd en bestudeert de sterrenhemel in UV en röntgen, en leidt tot de ontdekking van röntgenflitsen. De InfraRood Astronomische Satelliet (IRAS), die in 1983 werd gelanceerd, was de eerste die de hemel in infrarood bestudeerde.
In 1983, het lanceringsjaar van IRAS, fuseren verschillende laboratoria tot Stichting Ruimteonderzoek Nederland (SRON) met vestigingen in Groningen en Utrecht.
Er volgen meer missies met Nederland in een belangrijke rol in de wetenschap en instrumentatie: het Compton GammaRay Observatory voor gammastraling (NASA, 1991), de infraroodmissie ISO (ESA, 1995) en ver-infraroodmissie Herschel (ESA, 2009). De röntgenmissies BeppoSAX (ASI, 1996), Chandra (NASA, 1999), XMM-Newton (ESA, 1999) en Hitomi (JAXA 2016).
Nederland en aardobservatie met ruimteinstrumenten
Inmiddels klinkt de roep om wetenschappelijke instrumenten in de ruimte voor de monitoring van de atmosfeer steeds luider. Nederlandse kennisinstellingen waaronder SRON maken Nederland wereldwijd toonaangevend met bijdragen aan satellieten.
Het SCIAMACHY instrument op de Envisat (ESA,2002) en het OMI-instrument op de Aura satelliet (NASA, 2004), en het baanbrekende instrument TROPOMI op de Sentinel-5p (ESA, 2017) bijvoorbeeld.
De inmiddels wereldleidende Nederlandse expertise met monitoring van de atmosfeer bij SRON, KNMI, TU Delft en TNO komt in 2022 samen in het Clear Air consortium, dat ook de weg naar de benodigde atmosfeerkennis leidt, met een roadmap voor toekomstige instrumentatie.
De naam SRON
De naam Stichting Ruimteonderzoek Nederland is in 2005 veranderd in SRON Netherlands Institute for Space Research en in 2025 in SRON, Space Research Organisation Netherlands. SRON heeft sinds 2021 vestigingen in Leiden (na een verhuizing vanuit Utrecht) en in Groningen.