Nederland gaat naar Mars
Over acht jaar zal voor het eerst een stuk Nederlandse technologie op een andere planeet werken. Met de resultaten van de 5 en 6 december in Berlijn gehouden conferentie van ruimtevaartministers ligt de weg open voor een bijdrage van SRON Netherlands Institute for Space Research aan de ESA-missie ExoMars. Het instituut is kandidaat voor het leveren van de geminiaturiseerde uitleeselektronica van de seismometer op het ruimtevaartuig dat in 2013 op Mars moet landen. “Deze ESA-ministersconferentie heeft een belangrijke impuls gegeven aan het Nederlands wetenschappelijk ruimteonderzoek. Dat is voor een groot deel te danken aan de positieve inzet van onze ministers Van der Hoeven en Brinkhorst”, zegt Rolf de Groot die, samen met directeur Karel Wakker, vanuit SRON lid was van de Nederlandse delegatie in Berlijn.
Eens in de vier jaar vindt de ESA-ministersconferentie plaats. De voor ruimtevaart verantwoordelijke ministers van de 17 landen die lid zijn van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA plus Canada vergaderen dan over de toekomst van de Europese ruimtevaart. De ministers stellen de programmalijnen vast en bepalen de budgetten. De conferentie staat steeds onder voorzitterschap van één van de lidstaten. Dit jaar is dat Nederland, in de persoon van minister Brinkhorst. Dat betekent automatisch dat de volgende conferentie in Nederland zal plaatsvinden.
SRON speelde samen met het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) een belangrijke rol in de voorbereiding van de ministersconferentie. In opdracht van de voor ruimtevaart verantwoordelijke ministeries stelden zij het advies op voor de Nederlandse inzet op de ministersconferentie. Dat advies bouwde voort op het vorig jaar met het gehele Nederlandse ruimtevaartveld ontwikkelde Actieplan Ruimtevaart, waarin de contouren geschetst worden van de toekomstige Nederlandse ruimtevaartactiviteiten.
Nieuwe kansen voor ruimteonderzoek
“Er zijn tijdens de conferentie besluiten genomen die erg belangrijk zijn voor het Nederlandse ruimteonderzoek”, legt De Groot uit. “Zo is het budget voor het Europese ruimteonderzoeksprogramma verhoogd met 2.5 procent per jaar. Hiermee hebben de ministers getoond dat zij groot belang hechten aan het repareren van de erosie van het Science programma, die sinds de jaren 90 heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de kansen voor een aantal astrofysische ruimtemissies waar met name Nederlandse ruimteonderzoekers bij betrokken zijn, zoals XEUS en Darwin, aanzienlijk zijn toegenomen. Daarnaast is het plan vastgesteld voor nieuwe aardobservatiesatellieten, dat uitstekende mogelijkheden biedt voor Nederlandse instituten om technologische bijdragen aan te leveren en voor Nederlandse wetenschappers om onderzoek mee te doen.”
De ministers hebben in Berlijn tevens het Europese programma Aurora vastgesteld voor onderzoek aan planeten in ons zonnestelsel. Eén van de missies in dat programma is ExoMars, een robot die in 2013 moet landen op Mars om daar geofysisch en biologisch onderzoek te doen. Het ruimtevaartuig bevat een seismometer om bewegingen van het Marsoppervlak te registreren. SRON is kandidaat om voor dit instrument de ‘front-end’ elektronica te ontwikkelen. Dat zijn de chips die het signaal dat de detectoren afleveren onmiddellijk oppikken en zonder verlies van informatie omzetten in een digitaal signaal dat wordt doorgeseind naar de aarde. Ook andere Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven zullen een bijdrage gaan leveren aan een of meerdere instrumenten op de ExoMars lander.