Op 20 mei 1964 maten Arno Allan Penzias en Robert Woodrow Wilson voor heet eerst het nagloeien van de Big Bang. In 1978 ontvingen ze daarvoor de Nobelprijs. Op donderdagochtend, 2 juli 2015, hebben vier bachelorstudenten deze meting herhaald op het balkon van het Kapteyn Instituut, de sterrenkundeafdeling van de Rijksuniversiteit Groningen.
Het heelal is 13,7 miljard jaar geleden ontstaan met de zogenaamde Big Bang. Het heelal was toen heel erg heet. Inmiddels is het heelal veel groter en is de temperatuur fors gedaald: ongeveer tot 3 Kelvin, ofwel -270 graden Celcius. Penzias & Wilson waren de eerste die dit overblijfsel van de oerknal maten met een microgolfantenne. De vier studenten, Bram Lap, Frits Sweijen, Maik Zandvliet, en Willeke Mulder, hebben deze meting met hun eigen antenne herhaald.
De studenten zijn erg blij met deze speciale opdracht. “Het geeft hen de mogelijkheid om zelf een meetopstelling te maken en daarmee een waarneming te doen die erg belangrijk is geweest voor de sterrenkunde: de hele keten van instrument bouwen tot waarnemen, een ideaal experiment voor bachelor studenten”, aldus John McKean, supervisor van het project.
De studenten zetten hiermee een sterke Nederlandse traditie op het gebied van radioastronomie voort. Ze bouwen zo voort op de werk van belangrijke Nederlandse astronomen zoals Jan Hendrik Oort. Wellicht zullen ze later deel gaan uitmaken van de volgende generatie astronomen die het universum bestuderen met instrumenten als LOFAR en de Westerbork Synthese Radio Telescoop (WSRT).
Dit studentenproject is opgezet door John McKean, professor bij het Kapteyn Instituut en ASTRON. Verder hebben diverse mensen van het Kapteyn Instituut, NOVA (Nederlandse Onderzoeksschool Voor Astronomie) en ruimteonderzoeksinstituut SRON geholpen bij het realiseren van de meetopstelling. Met name Andrey Baryshev (SRON/Kapteyn) en Ronald Hesper (Kapteyn/NOVA) hebben een belangrijke bijdrage geleverd.