Status | Voltooid |
Lancering | 1974 |
Ruimtevaartorganisatie | NIVR |
Type | Type |
Orbit | Geocentrisch (polair) op 266-1176 km hoogte |
SRON-bijdrage aan | UVX, SXX, HXX |

Ultraviolet
De ANS deed observaties met ultraviolet- en röntgenstraling. In het ultraviolet deed de ruimtetelescoop meer dan 20.000 metingen aan 6.000 objecten. Daaronder bevonden zich sterhopen, hete sterren en koele sterren met een hete atmosfeer (‘corona’). Daar zaten ook oude sterren tussen die gas afstoten, en sterren die instabiel zijn en (on)regelmatig in helderheid veranderen. Ook deed ANS observaties aan sterrenstelsels, zoals Andromeda en de Driehoeknevel. Een van de ontdekkingen die hieruit volgden is dat er hete sterren bestaan van wel tweehonderdduizend graden. Ter vergelijking: het oppervlak van de Zon is nog geen zesduizend graden.
Röntgen
Met de röntgeninstrumenten ontdekten astronomen een nieuw verschijnsel: X-ray bursters. Dit zijn korte maar krachtige uitbarstingen vanuit bolvormige sterhopen van slechts vijf tot tien seconden. Die bleken afkomstig van het oppervlak van neutronensterren. Bovendien ontdekte ANS dat sterren vlammen vertonen, net zonnevlammen vanaf de Zon. Ook zagen astronomen dat röntgenstraling wordt uitgezonden vanuit supernovarestanten, sommige witte dwergen en het centrum van de Melkweg.


De ontdekking van X-ray bursters is te danken aan ANS’ gestabiliseerde systeem over drie assen, waardoor hij als eerste satelliet langdurig naar een object kon kijken. ANS had vier wetenschappelijke instrumenten aan boord; voor ultraviolet- en röntgenstraling. In 1974 waren de ruimtelabs in Groningen en Utrecht nog niet samengevoegd tot SRON. Het Laboratorium voor Ruimteonderzoek Groningen kwam met het idee voor een Nederlandse satelliet om ultravioletwaarnemingen van het heelal te doen. Het Laboratorium voor Ruimteonderzoek in Utrecht kwam vervolgens aan boord binnen het project om twee röntgeninstrumenten te bouwen, wat meer aansloot bij het Utrechtse onderzoek. Het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology leverde een camera voor harde röntgenstraling. Het ultravioletinstrument meette het spectrum van ruimteobjecten tussen 150 en 300 nanometer. De Nederlandse röntgeninstrumenten waren gevoelig voor respectievelijk zachte en harde röntgenstraling, tot aan 0,5 nanometer golflengte.